De wereld was zwart, zo zwart dat je niet anders zag dan duisternis. Utilis lag rustig in de duisternis, het was stil. Hij hoorde niet van wat er om hem heen gebeurde. Langzaam kwam er licht in de duisternis, het werd ochtend. Langzaam rekte hij zich uit, de botten in zijn rug kraakte zacht. Een luide geeuw verliet zijn bek, en langzaam opende hij zijn ogen. Hij lag in op het zachte mos, het was fijn om op mos te liggen. Hij sliep er dan ook zijn hele leven al op. Voorzichtig spreet hij zijn tenen en zette zijn klauwen uit. Langzaam werd alles helderder en begon hij duidelijk dingen te zien. Rustig sjokte hij zijn hol uit en ging daarna in de richting van de prooistapel. Veel honger had hij niet, dus pakte hij een haas van de prooistapel. Zo zou hij de andere leeuwen kans geven om van de grotere prooien te kunnen eten. Hij legde de haas een stukje verderop op de grond. Even keek hij er na en dacht; dankje, welke leeuw dit dan ook gevangen heeft. Waarna hij op de grond plofte en langzaam van de haas begon te eten. Hij spitste zijn oren toen hij achter zich een ander dier hoorde aankomen. ''Goede morgen'' zei hij vriendelijk.